Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De Bijbel: Een boek van nauwkeurige profetieën — Deel 5

Goed nieuws voor alle mensen

De Bijbel: Een boek van nauwkeurige profetieën — Deel 5

Deze achtdelige serie gaat in op een bijzonder kenmerk van de Bijbel, namelijk de profetieën (voorspellingen) die erin staan. U zult antwoord krijgen op de vraag: zijn Bijbelprofetieën gewoon door slimme mensen bedacht of zijn er aanwijzingen dat ze van God afkomstig zijn? Wij nodigen u uit het bewijsmateriaal te onderzoeken.

GODS boodschap voor de mensen staat in de Bijbel. Jezus Christus besteedde zijn tijd en energie aan het bekendmaken van die boodschap, „het goede nieuws van het koninkrijk” (Lukas 4:43). De Bijbel geeft aan dat dit Koninkrijk een regering van God is die een eind zal maken aan onderdrukkende menselijke regeringen, vrede zal brengen en alle oorzaken van menselijk lijden zal verwijderen (Daniël 2:44; Mattheüs 6:9, 10). Dat is inderdaad goed nieuws!

Zulk goed nieuws moest natuurlijk aan zo veel mogelijk mensen bekendgemaakt worden. Maar toen Jezus terechtgesteld werd, bleef er maar een klein groepje volgelingen over. Betekende zijn dood het einde van zijn boodschap? Nee. De Bijbel voorspelde het volgende: (1) Het goede nieuws zou internationaal bekend worden. (2) De boodschap zou zware tegenstand ondervinden. (3) Er zouden valse christenen komen die veel mensen zouden misleiden. We gaan deze profetieën een voor een doornemen.

Het goede nieuws zou tot alle volken gepredikt worden

Profetieën:

’Eerst moet in alle natiën het goede nieuws worden gepredikt’ (Markus 13:10). „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8).

Vervulling: Kort na Jezus’ dood in het jaar 33 maakten zijn volgelingen de boodschap van het Koninkrijk in heel Jeruzalem bekend. Ze verspreidden zich over Judea en het nabijgelegen Samaria, en binnen vijftien jaar waren er ook christelijke zendelingen in andere delen van het Romeinse Rijk. Tegen het jaar 61 kon er gezegd worden dat het goede nieuws gepredikt was „tot de verst verwijderde streek der aarde”.

 Historische feiten

  • Niet-Bijbelse bronnen uit de tweede eeuw bevestigen dat het oorspronkelijke christendom zich snel verbreidde. Uit geschriften van de Romeinse historicus Suetonius valt op te maken dat de christenen zich al in 49 in Rome hadden gevestigd. In een brief die Plinius de Jongere, de stadhouder van Bithynië (in het huidige Turkije), rond 112 aan keizer Trajanus schreef, noemde hij het christendom een „besmetting” die zich niet alleen had „uitgebreid tot de vrije steden, maar ook tot de dorpen en het platteland”. Na het bewijsmateriaal bekeken te hebben, concludeerde een geschiedkundige: „Nog geen honderd jaar na het tijdperk van de apostelen hadden christenen plaatsen van aanbidding in de belangrijkste steden van het Rijk.”

  • Professor Henry Chadwick zegt: „De groei van de kerk leek het resultaat van een uitzonderlijke reeks onwaarschijnlijkheden. Volgens het normale verwachtingspatroon was de kans van slagen uiterst klein” (The Early Church).

Het goede nieuws zou tegenstand ondervinden

Profetie:

„Men zal u aan plaatselijke rechtbanken overleveren, en gij zult in synagogen worden geslagen en voor bestuurders en koningen terechtstaan ter wille van mij, tot een getuigenis voor hen” (Markus 13:9).

Vervulling: Christenen werden vervolgd door de Joden en door de Romeinen. Ze werden gearresteerd, gevangengezet, geslagen en terechtgesteld.

Historische feiten

  • Flavius Josephus, een Joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw, vermeldt dat Jezus’ broer Jakobus door Joodse religieuze leiders terechtgesteld werd. De Bijbel zegt dat Gamaliël, een gerespecteerd lid van het Joodse hooggerechtshof, op terughoudendheid aandrong toen Jezus’ volgelingen terechtstonden (Handelingen 5:34-39). Wetenschappers bevestigen dat Gamaliël bestaan heeft en zeggen dat hij ruimdenkend was.

  • Historici zeggen dat de christenen door verschillende Romeinse keizers vervolgd werden, te beginnen met keizer Nero in 64. In een briefwisseling tussen keizer Trajanus en Plinius de Jongere worden straffen beschreven voor christenen die hun geloof niet wilden opgeven.

    Romeinse keizers als Nero, Domitianus, Marcus Aurelius en Diocletianus zetten aan tot wrede vervolging van de eerste christenen

  • „Vervolging leidde er niet toe dat de kerk ondergronds ging, maar had juist het tegengestelde effect”, zegt professor Chadwick. Toen de christenen op de vlucht sloegen, namen ze hun boodschap mee naar nieuwe gebieden (Handelingen 8:1). Ze volhardden, ook al betekende dat vaak dat ze door familie en vrienden verstoten werden. Die volharding is opmerkelijk, want Jezus’ volgelingen waren „ongeletterde en gewone mensen”, die geen politieke invloed hadden (Handelingen 4:13). Historici zijn het erover eens dat „het evangelie zich het snelst verspreidde onder kleine middenstanders en ambachtslieden” (The Beginnings of Western Christendom).

Achteraf verwonderen geleerden zich erover hoe zo’n onbetekenend groepje de christelijke leer ondanks zware tegenstand zo snel kon verspreiden. Maar Jezus had die onwaarschijnlijke gebeurtenissen van tevoren voorspeld. In de Bijbel was ook voorzegd dat hun predikingswerk onderbroken zou worden.

Er zouden namaakchristenen komen

Profetieën:

Na mijn heengaan zullen er onderdrukkende wolven bij u binnendringen, die de  kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’ (Handelingen 20:29, 30). „Zoals er ook onder u valse leraren zullen zijn. Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren (...) en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken” (2 Petrus 2:1, 2).

Vervulling: De christelijke gemeente ondervond de slechte invloed van ongevoelige, oneerlijke en ambitieuze personen.

Historische feiten

  • Vooral na de dood van Jezus’ eerste volgelingen werd het ware christendom geleidelijk beïnvloed door vooraanstaande mannen uit de gemeente die de christelijke leer vermengden met Griekse filosofie. Er ontstond al snel een klasse van geestelijken, die na verloop van tijd net zo veel macht en rijkdom kregen als politieke leiders. Tegen de tijd dat het ’christendom’ de Romeinse staatsreligie was geworden, leek het volgens historici in de verste verte niet meer op de oorspronkelijke christelijke gemeente.

  • Door de eeuwen heen heeft dit namaakchristendom een gewelddadige en hebzuchtige reputatie opgebouwd. De geestelijken bleken geen volgelingen van Jezus te zijn, maar vervolgden personen die zijn predikingsmethode gebruikten en ook degenen die de Bijbel beschikbaar wilden stellen in de taal van het volk.

In de eeuwen waarin het namaakchristendom veel macht had, leek het goede nieuws bijna volledig uitgedoofd. Maar Jezus gaf aan dat het goede nieuws in de laatste dagen zou opbloeien. Hij vergeleek deze periode met een oogsttijd waarin het onkruid (de namaakchristenen) van de tarwe (de ware christenen) gescheiden zou worden (Mattheüs 13:24-30, 36-43). In die tijd zou de profetie over de prediking van het goede nieuws een grotere vervulling hebben (Mattheüs 24:14). In het volgende artikel in deze serie wordt die interessante profetie besproken.