Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten”

„Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten”

„Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten”

„GOD is liefde.” Sommige mensen hebben die woorden in een lijstje aan de muur hangen. Het is inderdaad een prachtige beschrijving van God: hij is de liefde in eigen persoon.

Maar wat veel mensen niet weten, is dat die woorden uit de Bijbel komen. De apostel Johannes schreef: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde” (1 Johannes 4:8). Over Gods liefde voor de wereld — de mensen die voor vergeving van zonde in aanmerking komen — schreef Johannes: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16).

Misschien denken sommigen daarom dat God altijd bereid is onze fouten door de vingers te zien. Veel mensen tonen door hun manier van leven dat ze denken dat God ze niet ter verantwoording zal roepen, wat ze ook doen. Klopt dat? Houdt God van iedereen, goed of slecht? Of zijn er ook tijden dat God haat?

Gods liefde en Gods haat

De wijze koning Salomo zei: „Voor alles is er een vastgestelde tijd, en een tijd voor elk voornemen onder de hemel (...); een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten” (Prediker 3:1, 8, Herziene Statenvertaling). Hoewel God heel liefdevol en goed is, zijn er volgens dit principe dus ook tijden dat hij haat.

Wat betekent ’haat’ in de Bijbel eigenlijk? Een naslagwerk zegt: „Het woord ’haat’ heeft in de Schrift verschillende betekenisnuances. Het kan betrekking hebben op intense vijandigheid, een aanhoudende, dikwijls met kwaadwilligheid gepaard gaande wrok. Een dergelijke haat kan een emotie worden waardoor iemand wordt verteerd en die hem naar gelegenheden doet zoeken om het voorwerp van zijn haat schade te berokkenen.” Met die betekenis zijn we het meest vertrouwd, en we zien wereldwijd de gevolgen van die haat. Maar hetzelfde boek zegt: „’Haat’ kan ook op een sterke afkeer duiden zonder dat men de bedoeling heeft het voorwerp van zijn haat schade te berokkenen.”

In dit artikel gaat het over die tweede betekenis van haat. Het is een intense afkeer, een grondige hekel, en geen kwaadaardigheid, wrok of een verlangen iemand letsel toe te brengen. Kan God zo’n soort haat voelen? Kijk eens naar Spreuken 6:16-19: „Er zijn zes dingen die Jehovah werkelijk haat; ja, zeven zijn verfoeilijk voor zijn ziel: hovaardige ogen, een leugentong, en handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat schadelijke plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het slechte te snellen, een valse getuige die leugens opdist en een ieder die twisten ontketent onder broeders.”

Er zijn dus dingen die God haat. Maar hij haat niet per se de persoon die ze doet. Hij houdt rekening met verzachtende omstandigheden, zoals iemands zwakheden, omgeving, opvoeding en onwetendheid (Genesis 8:21; Romeinen 5:12). De schrijver van het boek Spreuken illustreert dit met een mooi voorbeeld: „Die Jehovah liefheeft, wordt door hem terechtgewezen, evenals een vader dit doet met een zoon aan wie hij een welgevallen heeft” (Spreuken 3:12). Misschien haten ouders het slechte gedrag van hun kind, maar toch houden ze van hem en doen ze er alles aan om hem te helpen zich beter te gaan gedragen. Jehovah doet in zijn liefde hetzelfde zolang er hoop is dat de zondige persoon gered kan worden.

Wanneer haat gerechtvaardigd is

Maar wat als iemand de wil van God te weten komt en toch weigert die te doen? Van zulke mensen houdt God niet. Als ze willens en wetens dingen doen waaraan hij een hekel heeft, halen ze zich zijn haat op de hals. De Bijbel zegt bijvoorbeeld: „Jehovah zelf onderzoekt zowel de rechtvaardige als de goddeloze, en al wie geweld liefheeft, haat Zijn ziel stellig” (Psalm 11:5). Voor zulke verstokte zondaars is er geen vergeving. De apostel Paulus zegt in zijn brief aan de Hebreeën: „Indien wij moedwillig zonde beoefenen na de nauwkeurige kennis van de waarheid te hebben ontvangen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel en een vurige jaloezie die de tegenstanders zal verteren” (Hebreeën 10:26, 27). Waarom neemt een God van liefde zo’n standpunt in?

Als iemand willens en wetens een ernstige zonde beoefent, kan de slechtheid zo diep in hem verankerd raken dat die een deel van hem wordt. Hij is dan door en door slecht, totaal onverbeterlijk. De Bijbel vergelijkt zo iemand met een luipaard die zijn vlekken niet kan veranderen (Jeremia 13:23). Hij heeft het punt bereikt dat er geen berouw meer mogelijk is en maakt zich schuldig aan wat de Bijbel „eeuwige zonde” noemt, waar geen vergeving voor is (Markus 3:29).

Zo ging het met Adam en Eva en ook met Judas Iskariot. Omdat Adam en Eva volmaakt geschapen waren en ze Gods ondubbelzinnige gebod allebei goed begrepen hadden, is het duidelijk dat hun zonde opzettelijk en daarom onvergeeflijk was. Wat God daarna tegen ze zei, bevatte geen uitnodiging tot berouw (Genesis 3:16-24). Judas was niet volmaakt. Maar wat zijn zonde onvergeeflijk maakte, is dat hij een verrader werd terwijl hij nauw met Gods Zoon had samengewerkt. Jezus noemde hem „de zoon der vernietiging” (Johannes 17:12). De Bijbel laat zien dat ook de Duivel een verstokte zondaar is die niets anders dan vernietiging te wachten staat (1 Johannes 3:8; Openbaring 12:12). Deze personen hebben zich Gods haat op de hals gehaald.

Maar het is geruststellend te weten dat niet iedereen die gezondigd heeft, reddeloos verloren is. Jehovah is heel geduldig en is er niet op uit om mensen te straffen die uit onwetendheid gezondigd hebben (Ezechiël 33:11). Hij nodigt zulke mensen uit om berouw te hebben, zodat ze vergeving kunnen krijgen. In de Bijbel staat: „Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de man van schadelijkheid zijn gedachten; en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn, en tot onze God, want hij zal rijkelijk vergeven” (Jesaja 55:7).

Een evenwichtige kijk op liefde en haat

Het is duidelijk dat ware christenen als navolgers van God moeten begrijpen wanneer het tijd is „om lief te hebben” of „om te haten”. Iemand kan door zijn emoties een onevenwichtige kijk krijgen op liefde en barmhartigheid. Maar de woorden van de discipel Judas kunnen ons helpen het evenwicht te bewaren tussen barmhartigheid tonen en zonde haten. „Blijft jegens anderen barmhartigheid tonen, doch doet dit met vrees, terwijl gij zelfs het onderkleed, dat door het vlees bezoedeld is, haat” (Judas 22, 23). We moeten dus het slechte haten maar niet de persoon die het slechte doet.

Christenen krijgen ook het gebod om hun vijanden lief te hebben door ze goed te behandelen. Jezus zei: „Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen” (Mattheüs 5:44). Daarom blijven Jehovah’s Getuigen het goede nieuws van Gods koninkrijk prediken, ook al reageren sommige mensen niet positief op die boodschap (Mattheüs 24:14). Omdat de Getuigen de dingen vanuit een Bijbels standpunt bezien, gaan ze ervan uit dat iedereen voor Jehovah’s liefde en barmhartigheid in aanmerking kan komen. Als hun hulp niet gewaardeerd wordt, of als ze afgewezen of zelfs vervolgd worden, volgen ze Paulus’ raad op: „Blijft zegenen die u vervolgen; zegent en vervloekt niet (...) Vergeldt niemand kwaad met kwaad” (Romeinen 12:14, 17). Ze houden in gedachte dat Jehovah bepaalt wie zijn liefde waard is en wie zijn haat verdient. Als hoogste Rechter beslist hij over leven en dood (Hebreeën 10:30).

De Bijbel zegt terecht dat God liefde is. Wij moeten onze dankbaarheid voor zijn liefde tonen door ons erin te verdiepen wat zijn wil is en die dan te doen. Jehovah’s Getuigen bij u in de buurt zullen u graag aan de hand van uw eigen bijbel laten zien wat Gods wil is en hoe u die in praktijk kunt brengen. Als u dat doet, zult u zijn liefde ervaren, niet zijn haat.

[Inzet op blz. 23]

„Er zijn zes dingen die Jehovah werkelijk haat; ja, zeven zijn verfoeilijk voor zijn ziel: hovaardige ogen, een leugentong, en handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat schadelijke plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het slechte te snellen, een valse getuige die leugens opdist en een ieder die twisten ontketent onder broeders.” — SPREUKEN 6:16-19

[Inzet op blz. 24]

„Indien wij moedwillig zonde beoefenen na de nauwkeurige kennis van de waarheid te hebben ontvangen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel.” — HEBREEËN 10:26, 27

[Inzet op blz. 25]

„Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de man van schadelijkheid zijn gedachten; en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn (...), want hij zal rijkelijk vergeven.” — JESAJA 55:7

[Illustratie op blz. 24]

Liefdevolle ouders corrigeren hun kinderen om ze te helpen

[Illustratie op blz. 25]

Veel gevangenen hebben voordeel gehad van Gods liefde en barmhartigheid